Ga naar de inhoud
Home » In de naam van Jezus Christus

In de naam van Jezus Christus

En zij verrichtten allerlei wonderen onder de mensenkinderen; en in niets verrichtten zij wonderen dan alleen in de naam van Jezus. (4 Nephi 1:5)


We leren in de tempel, net als in de Schriften, dat onder de uitdrukkelijke leiding van de Vader, de schepping van de werelden tot stand werd gebracht door zijn Zoon Jezus Christus, toen de Here God Jehova, en dat Satan, die man en vrouw hier kwam verleiden op aarde, niet uit hun aanwezigheid en die van engelen kon worden verdreven, behalve “in de naam van Jezus Christus!”

We lezen deze geschiedenis in het Boek Mozes van de Parel van grote waarde:

‘De woorden van God, die Hij tot Mozes sprak op een tijdstip dat Mozes was weggevoerd naar een buitengewoon hoge berg,
en hij zag God van aangezicht tot aangezicht en hij sprak met Hem, en de heerlijkheid van God rustte op Mozes; daarom kon Mozes zijn tegenwoordigheid verdragen.
En God sprak tot Mozes en zei: Zie, Ik ben de Here God, de Almachtige, en Eindeloos is mijn naam; want Ik ben zonder begin van dagen of einde van jaren; en is dat niet eindeloos?
En zie, u bent mijn zoon; welnu, aanschouw en Ik zal u het maaksel van mijn handen tonen; maar niet alles, want mijn werken zijn zonder einde, en ook mijn woorden, want zij houden nimmer op.
Welnu, geen mens kan al mijn werken aanschouwen, tenzij hij al mijn heerlijkheid aanschouwt; en geen mens kan al mijn heerlijkheid aanschouwen en nadien in het vlees op de aarde blijven.
En Ik heb een werk voor u, Mozes, mijn zoon; en u bent naar de gelijkenis van mijn Eniggeborene; en mijn Eniggeborene is en zal zijn de Heiland, want Hij is vol genade en waarheid; maar buiten Mij is er geen God, en alle dingen zijn aanwezig bij Mij, want Ik ken ze alle.
En nu, zie, dit ene ding toon Ik u, Mozes, mijn zoon, want u bent in de wereld, en nu toon Ik het u.
En het geschiedde dat Mozes keek en de wereld zag waarop hij geschapen was; en Mozes zag de wereld en de einden daarvan, en alle mensenkinderen die worden en die zijn geschapen; hierover verbaasde en verwonderde hij zich zeer.
En de tegenwoordigheid van God onttrok zich aan Mozes, zodat zijn heerlijkheid niet op Mozes rustte; en Mozes was op zichzelf aangewezen. En toen hij op zichzelf was aangewezen, viel hij ter aarde.
En het geschiedde dat Mozes pas na verloop van vele uren wederom zijn natuurlijke krachten ontving zoals die van een mens; en hij zei bij zichzelf: Hierdoor nu weet ik dat de mens niets is, hetgeen ik nimmer heb verondersteld.
Maar nu hebben mijn eigen ogen God gezien; echter niet mijn natuurlijke, maar mijn geestelijke ogen, want mijn natuurlijke ogen hadden Hem niet kunnen zien; want ik zou verdord en gestorven zijn in zijn tegenwoordigheid; maar zijn heerlijkheid rustte op mij; en ik zag zijn gelaat, want ik was van gedaante veranderd voor zijn aangezicht.
En het geschiedde dat toen Mozes deze woorden had gezegd, zie, Satan hem kwam verzoeken en zei: Mozes, mensenzoon, aanbid mij.
En het geschiedde dat Mozes Satan aanschouwde en zei: Wie bent u? Want zie, ik ben een zoon van God, naar de gelijkenis van zijn Eniggeborene; en waar is uw heerlijkheid, dat ik u zou moeten aanbidden?
Want zie, ik kon God niet aanschouwen, tenzij zijn heerlijkheid op mij kwam en ik van gedaante werd veranderd voor zijn aangezicht. Maar u kan ik aanschouwen in de natuurlijke mens. Zo is het toch, nietwaar?
Gezegend zij de naam van mijn God, want zijn Geest heeft Zich niet geheel aan mij onttrokken, of waar is anders uw heerlijkheid, want die is duisternis voor mij? En ik kan tussen u en God onderscheiden; want God heeft mij gezegd: Aanbid God, want Hem alleen zult u dienen.
Ga heen, Satan; bedrieg mij niet; want God heeft mij gezegd: U bent naar de gelijkenis van mijn Eniggeborene.
En Hij heeft mij ook geboden gegeven toen Hij vanuit de brandende doornstruik tot mij riep en zei: Roep God aan in de naam van mijn Eniggeborene en aanbid Mij.
En voorts zei Mozes: Ik zal niet ophouden God aan te roepen, ik heb Hem nog andere dingen te vragen; want zijn heerlijkheid heeft op mij gerust, daarom kan ik onderscheid maken tussen Hem en u. Ga heen, Satan.
En nu, toen Mozes deze woorden had gezegd, riep Satan met luide stem en tierde op de aarde en beval: Ik ben de Eniggeborene, aanbid mij.
En het geschiedde dat Mozes uitermate begon te vrezen; en toen hij begon te vrezen, zag hij de bitterheid van de hel. Niettemin, toen hij God aanriep, ontving hij kracht en hij beval en zei: Ga van mij heen Satan, want deze ene God alleen wil ik aanbidden, die de God is van heerlijkheid.
En nu begon Satan te sidderen, en de aarde beefde; en Mozes ontving kracht en riep God aan en zei: In de naam van de Eniggeborene [Jezus Christus – cursivering toegevoegd], ga heen, Satan.
En het geschiedde dat Satan riep met luide stem, met geween en geweeklaag en tandengeknars; en hij ging heen, ja, uit de tegenwoordigheid van Mozes, zodat hij hem niet zag.’1

De krachtigste bewoording in welke taal dan ook, wanneer uitgesproken door iemand met rechtschapen gezag, is: “In de naam van Jezus Christus!” In het Boek van Mormon staat: ‘In zijn naam konden zij bergen verzetten; en in zijn naam konden zij de aarde doen beven.’2

Denk aan Petrus, nadat hij de gave van de Heilige Geest had ontvangen en zijn roeping volledig was gaan begrijpen, die de lamme man in de tempelpoort beval met de woorden: ‘Zilver en goud heb ik niet, maar wat ik heb, dat geef ik u; in de Naam van Jezus Christus, de Nazaréner, sta op en wandel!’3

We vragen en we danken God in de naam van Jezus Christus. ‘Wie vraagt volgens de Geest, vraagt volgens de wil van God; daarom gebeurt het zoals hij vraagt. En voorts, Ik zeg u: Alle dingen moeten in de naam van Christus gedaan worden, wat u ook volgens de Geest doet; en u moet God volgens de Geest danken voor iedere zegen waarmee u gezegend wordt.’4

We verkrijgen een getuigenis van profeten, openbaring, de Schriften en het evangelie in de naam van Jezus Christus: ‘Wij nodigen alle mensen waar ook ter wereld uit om het Boek van Mormon te lezen, de boodschap die het bevat in hun hart te overwegen en daarna God, de eeuwige Vader, in de naam van Christus te vragen of het boek waar is. Zij die daartoe bereid zijn en in geloof vragen, zullen door de macht van de Heilige Geest een getuigenis van de waarheid en goddelijkheid ervan ontvangen.’5

Voetnoten

  1. Mozes 1:1-22.
  2. Mormon 8:24.
  3. Handelingen 3:6.
  4. Leer en Verbonden 46:30-32.
  5. Boek van Mormon, Inleiding, VI.
Google Translator »