Ga naar de inhoud
Home » Kennisbank » Naslagwerk » Toren van Babel

Toren van Babel

De naam Babel (Gr. Babylon) komt van het Akkadische woord bāb-ilim dat ‘poort van God’ betekent. In de Bijbel is het fonetisch verwant aan het Hebreeuwse werkwoord בָּלַ֥ל, bālal dat ‘verwarren’ betekent.

Babel of Babylon verwijst naar de hoofdstad van het door Nimrod gestichte koninkrijk Babylonië in het land Sinear (Mesopotamië). Vanwege haar hoogmoed en afgoderij werden de namen Babel en Babylon schriftuurlijke synoniemen voor ‘de goddeloosheid van de wereld’ (Jeremia 51:6; Leer en Verbonden 133:5,7,14). Haar grondvester Nimrod was een kleinzoon van Cham, de zoon van Noach, een geslachtslijn die volgens het Boek van Abraham geen aanspraak kon maken op het priesterschap (Abraham 1:26-27). “Zijn naam is voor de Joden te allen tijde het symbool van opstand tegen God en van toegeëigend gezag; hij was het ‘die een mensenjager werd’, vals priesterschap en vals koningschap op aarde vestigde in nabootsing van Gods heerschappij en ‘alle mensen deed zondigen’.”1

De naam Nimrod komt van de Semitische wortel מרד dat ‘rebelleren’ betekent. Met het bouwen van de toren van Babel trachtte Nimrod en zijn volk hun eigen tempel of poort naar de hemel te bouwen zonder goddelijke goedkeuring of priesterschapssleutels. Zij zeiden: “Kom, laten wij voor ons een stad bouwen, en een toren waarvan de top in de hemel reikt, en laten we voor ons een naam maken, anders worden wij over heel de aarde verspreid!” (Genesis 11:4). Ze wilden voor zichzelf ‘een naam maken’ en hun levenswijze behouden.

Om een toren te bouwen waarvan de top in de hemel reikte, gebruikten de Babyloniërs een nieuwe technologie: in de oven gebakken stenen in plaats van door de zon gedroogde kleitabletten. De toren van Babel was een getrapte bakstenen tempeltoren in de vorm van een ziggoerat of terrasvormige pyramide. Hun poging om de oordelen van God te ontwijken was echter meer gebaseerd op hun menselijke vindingrijkheid dan op bekering. De Heer verwarde daarom hun taal en verspreidde hen over heel de aarde (Genesis 11:9).

Voetnoten

  1. Hugh W. Nibley, Lehi in the Desert and the World of the Jaredites, 156.
Google Translator »